Dribbelen en drijven

Een belangrijke basisvaardigheid is het dribbelen. Hieronder verstaan wij het individueel meenemen van de bal over het veld richting het doel of de tegenstander. Bijna elk moment van het spel komt deze handeling voor. Wanneer een jeugdige speler begint te voetballen dan overheerst het dribbelen. De kinderen zijn in het eerste stadium als voetballer voornamelijk met hun zelf bezig en weinig met de anderen. De manier om bij het doel van de tegenstander te komen is voor de allerkleinsten het dribbelen. Hiermee leren de jeugdspelers hoe ze de bal kunnen houden en toch hun doel kunnen bereiken.

Bij dit onderdeel wordt geleerd het voortbewegen van de bal met verschillende delen van de beide voeten (binnen- en buitenkant). Het bij elke stap de bal raken. Hierna wordt ook nog geprobeerd oog te hebben voor wat er om je heen gebeurd. Het over de bal kijken, het goed kunnen beschermen van de bal op het moment dat de tegenstander de bal zou kunnen raken. Het lichaam tussen de bal en de tegenstander, het kunnen versnellen met de bal aan de voet en daarmee de tegenstander te ontlopen of te ontwijken. Het maken van lichaamsschijnbewegingen wordt ook behandeld omdat dit weer nodig kan zijn om een tegenstander te passeren.

Dat dribbelen en drijven niet hetzelfde is, wordt direct aan de jeugdspelers duidelijk gemaakt. Dit verschil wordt ook in de verschillende oefeningen duidelijk gemaakt. Bij de “oudere” groepen wordt bewust gekozen voor voetbal- echte situaties om dit te oefenen.